aanranden

Conjugations List of Aanranden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikrand aanrandde aanheb aangerand
jij, je, urandt aanrandde aanhebt aangerand
hij, zij, hetrandt aanrandde aanheeft aangerand
wijranden aanrandden aanhebben aangerand
jullieranden aanrandden aanhebben aangerand
zij, zeranden aanrandden aanhebben aangerand

Presens
Beta

Example presens sentences for Aanranden with some of the pronouns.

  • De man randt de vrouw aan in het donker.
  • Ik rand mensen niet aan, dat is onacceptabel gedrag.
  • Zij randen elkaar aan tijdens een ruzie.
  • De verdachte wordt beschuldigd van het aanranden van meerdere slachtoffers.
  • Wij veroordelen elke vorm van aanranding.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aanranden with some of the pronouns.

  • Vroeger randen zij regelmatig vrouwen aan in het park.
  • Toen ik jonger was, werd ik een keer aangerand op straat.
  • Het nieuwsbericht vertelde over een seriële aanrander die de stad onveilig maakte.
  • Tijdens het feestje werd er een meisje aangerand door een bekende van haar.
  • Hij vertelde me dat hij in zijn jeugd meerdere keren was aangerand door zijn leraar.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aanranden with some of the pronouns.

  • Hij heeft de vrouw aangerand in het donker.
  • De politie heeft de dader gearresteerd nadat hij meerdere mensen had aangerand.
  • Ik ben geschrokken toen ik hoorde dat hij zijn buurmeisje heeft aangerand.
  • Zij hebben elkaar eerder al eens aangerand tijdens een heftige discussie.
  • De getuigen hebben de verdachte herkend als de persoon die hen heeft aangerand.