vlaggen

Conjugations List of Vlaggen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvlagvlagdeheb gevlagd
jij, je, uvlagtvlagdehebt gevlagd
hij, zij, hetvlagtvlagdeheeft gevlagd
wijvlaggenvlagdenhebben gevlagd
jullievlaggenvlagdenhebben gevlagd
zij, zevlaggenvlagdenhebben gevlagd

Presens
Beta

Example presens sentences for Vlaggen with some of the pronouns.

  • Ik vlag nu op het dorpsplein.
  • Jij/vlagt altijd met trots.
  • Hij/zij/vlagt graag tijdens feestelijke gelegenheden.
  • Wij/vlaggen iedere ochtend bij de start van de school.
  • Zij/vlaggen voor hun favoriete sportteam.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Vlaggen with some of the pronouns.

  • Ik vlagde altijd op mijn verjaardag.
  • Jij/vlagde regelmatig langs de kade.
  • Hij/zij vlagde enthousiast tijdens de parade.
  • Wij/vlagden vaak op nationale feestdagen.
  • Zij/vlagden gisteren nog op het strand.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Vlaggen with some of the pronouns.

  • Ik heb gevlagd tijdens Koningsdag.
  • Jij hebt al eerder gevlagd in dit land.
  • Hij/zij heeft vorig jaar uitbundig gevlagd.
  • Wij hebben vaker gevlagd tijdens bevrijdingsfeesten.
  • Zij hebben recentelijk gevlagd ter ere van een jubileum.