schimmelen

Conjugations List of Schimmelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikschimmelschimmeldeben geschimmeld
jij, je, uschimmeltschimmeldebent geschimmeld
hij, zij, hetschimmeltschimmeldeis geschimmeld
wijschimmelenschimmeldenzijn geschimmeld
jullieschimmelenschimmeldenzijn geschimmeld
zij, zeschimmelenschimmeldenzijn geschimmeld

Presens

Example presens sentences for Schimmelen with some of the pronouns.

  • Het brood schimmelt snel als je het niet goed bewaart.
  • Ik zie dat de appels beginnen te schimmelen.
  • De kaas schimmelt al na een paar dagen.
  • Schimmels gedijen goed in vochtige omgevingen.
  • Als je voedsel laat liggen, gaat het vaak schimmelen.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Schimmelen with some of the pronouns.

  • Vroeger schimmelde het brood vaak in deze keuken.
  • Toen ik thuiskwam, zag ik dat de kaas aan het schimmelen was.
  • In mijn jeugd schimmelde het fruit altijd snel in de zomer.
  • Het huis rook altijd naar schimmel en vochtigheid.
  • Elke winter schimmelde het tapijt in de kelder.

Perfectum

Example perfectum sentences for Schimmelen with some of the pronouns.

  • Het brood heeft geschimmeld omdat ik het te lang heb laten liggen.
  • We hebben de schimmel op de muren verwijderd.
  • Heb je gemerkt dat de groenten zijn gaan schimmelen?
  • Mijn schoenen zijn gaan schimmelen door het natte weer.
  • Ze hebben al het voedsel weggegooid dat begon te schimmelen.