bezakken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bezak | bezakte | ben bezakt |
jij, je, u | bezakt | bezakte | bent bezakt |
hij, zij, het | bezakt | bezakte | is bezakt |
wij | bezakken | bezakten | zijn bezakt |
jullie | bezakken | bezakten | zijn bezakt |
zij, ze | bezakken | bezakten | zijn bezakt |
PresensBeta
Example presens sentences for Bezakken with some of the pronouns.
- Ik zak elke keer voor mijn examen.
- Jij zakt vaak voor je toetsen.
- Hij/zij/zij/zakken regelmatig voor hun tentamens.
- Wij zakken soms voor onze presentaties.
- Jullie zakken nooit voor jullie opdrachten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bezakken with some of the pronouns.
- Vroeger zakte ik altijd voor wiskunde.
- Toen we jonger waren, zakten we regelmatig voor de zwemlessen.
- Hij/zij/het zakte vorig jaar voor alle vakken.
- In die tijd zakten we te vaak voor de testen.
- Jullie zakten gisteren weer voor de quiz.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bezakken with some of the pronouns.
- Ik ben gezakt voor mijn examen.
- Jij bent vaker gezakt dan geslaagd.
- Hij/zij/het is al meerdere keren gezakt voor dit vak.
- Wij zijn helaas gezakt voor de eindtoets.
- Jullie zijn gelukkig niet gezakt voor het practicum.