somberen

Conjugations List of Somberen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksombersomberdeheb gesomberd
jij, je, usombertsomberdehebt gesomberd
hij, zij, hetsombertsomberdeheeft gesomberd
wijsomberensomberdenhebben gesomberd
julliesomberensomberdenhebben gesomberd
zij, zesomberensomberdenhebben gesomberd

Presens
Beta

Example presens sentences for Somberen with some of the pronouns.

  • Ik sombeer over het slechte weer.
  • Jij sombert altijd over kleine dingen.
  • Hij/zij/het sombert veel over zijn/haar toekomst.
  • Wij somberen over de economische situatie.
  • Jullie somberen vaak over jullie werk.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Somberen with some of the pronouns.

  • Ik somberde elke dag tijdens mijn puberteit.
  • Jij somberde regelmatig over je onzekerheden.
  • Hij/zij/het somberde lang nadat de relatie eindigde.
  • Wij somberden toen we hoorden van het slechte nieuws.
  • Jullie somberden vorige week over de gemiste kans.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Somberen with some of the pronouns.

  • Ik heb gesomberd over mijn mislukte examen.
  • Jij hebt lang gesomberd over je verloren vriendschap.
  • Hij/zij/het heeft diep gesomberd over de teleurstelling.
  • Wij hebben samen gesomberd over de problemen in de maatschappij.
  • Jullie hebben snel gesomberd over de tegenvallende resultaten.