rinkelrooien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | rinkelrooi | rinkelrooide | heb gerinkelrooid |
jij, je, u | rinkelrooit | rinkelrooide | hebt gerinkelrooid |
hij, zij, het | rinkelrooit | rinkelrooide | heeft gerinkelrooid |
wij | rinkelrooien | rinkelrooiden | hebben gerinkelrooid |
jullie | rinkelrooien | rinkelrooiden | hebben gerinkelrooid |
zij, ze | rinkelrooien | rinkelrooiden | hebben gerinkelrooid |
PresensBeta
Example presens sentences for Rinkelrooien with some of the pronouns.
- Ik rinkelrooi elke ochtend mijn fietsbel.
- Jij rinkelrooit graag tijdens het fietsen.
- Hij rinkelrooit altijd wanneer hij voorbijgaat.
- Wij rinkelrooien vaak om aandacht te trekken.
- Zij rinkelrooien luid op hun scooters.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Rinkelrooien with some of the pronouns.
- Vroeger rinkelrooide ik altijd met mijn fietsbel.
- Toen ik jong was, rinkelrooide ik vaak door de straten.
- Hij rinkelrooide regelmatig tijdens zijn fietstochten.
- Wij rinkelrooiden vroeger samen op onze fietsen.
- Zij rinkelrooiden gisteren de hele dag door de stad.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Rinkelrooien with some of the pronouns.
- Ik heb mijn fietsbel gerinkelrooid.
- Jij hebt al veel fietsbellen gerinkelrooid.
- Hij heeft zijn nieuwe bel rinkelrooid.
- Wij hebben de bellen goed gerinkelrooid.
- Zij hebben de kapotte bel vervangen en gerinkelrooid.