afgaan

Conjugations List of Afgaan.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikga afging afben afgegaan
jij, je, ugaat afging afbent afgegaan
hij, zij, hetgaat afging afis afgegaan
wijgaan afgingen afzijn afgegaan
julliegaan afgingen afzijn afgegaan
zij, zegaan afgingen afzijn afgegaan

Presens
Beta

Example presens sentences for Afgaan with some of the pronouns.

  • De film gaat af om 20.00 uur.
  • Ik ga naar het concert dat vanavond afgaat.
  • Het feest gaat vanavond af in de buurt.
  • De wekker gaat altijd vroeg af in de ochtend.
  • De alarmsirene gaat af bij noodgevallen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afgaan with some of the pronouns.

  • Ik ben naar het concert geweest dat gisteravond is afgegaan.
  • De bom is gelukkig niet afgegaan.
  • We hebben gewacht tot de bel zou afgaan voor de volgende les.
  • Ze is direct weggegaan nadat het alarm was afgegaan.
  • Het vuurwerk is prachtig afgegaan tijdens het nieuwjaarsevenement.