kenteren

Conjugations List of Kenteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkenterkenterdeheb gekenterd
jij, je, ukentertkenterdehebt gekenterd
hij, zij, hetkentertkenterdeheeft gekenterd
wijkenterenkenterdenhebben gekenterd
julliekenterenkenterdenhebben gekenterd
zij, zekenterenkenterdenhebben gekenterd

Presens
Beta

Example presens sentences for Kenteren with some of the pronouns.

  • Ik kenteer de situatie en neem actie.
  • Jij kenteert vaak je mening na het horen van nieuwe feiten.
  • Hij kenteert zijn besluit na lang nadenken.
  • Wij kenteren de boot om te voorkomen dat hij omslaat.
  • Zij kenteren de markt met hun innovatieve producten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Kenteren with some of the pronouns.

  • Ik kenteerde de situatie en nam actie.
  • Jij kenteerde vaak je mening na het horen van nieuwe feiten.
  • Hij kenteerde zijn besluit na lang nadenken.
  • Wij kenteerden de boot om te voorkomen dat hij omsloeg.
  • Zij kenteerden de markt met hun innovatieve producten.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Kenteren with some of the pronouns.

  • Ik heb de situatie gekenteerd en actie ondernomen.
  • Jij hebt je mening vaak gekenteerd na het horen van nieuwe feiten.
  • Hij heeft zijn besluit gekenteerd na lang nadenken.
  • Wij hebben de boot gekenteerd om te voorkomen dat hij omsloeg.
  • Zij hebben de markt gekenteerd met hun innovatieve producten.