welteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | welter | welterde | heb gewelterd |
jij, je, u | weltert | welterde | hebt gewelterd |
hij, zij, het | weltert | welterde | heeft gewelterd |
wij | welteren | welterden | hebben gewelterd |
jullie | welteren | welterden | hebben gewelterd |
zij, ze | welteren | welterden | hebben gewelterd |
PresensBeta
Example presens sentences for Welteren with some of the pronouns.
- Ik welter nu in het geluk.
- Jij welter elke dag in weelde.
- Hij/Zij welt op als de zon schijnt.
- Wij welteren graag in de natuur.
- Zij welteren samen in harmonie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Welteren with some of the pronouns.
- Ik welterde in mijn jeugd in onbezorgdheid.
- Jij welterde vroeger in weelderige tuinen.
- Hij/Zij welterde als een koning in zijn paleis.
- Wij welterden in die tijd in overvloed.
- Zij welterden ooit in prachtige kastelen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Welteren with some of the pronouns.
- Ik heb welterd in de zonovergoten stranden van Bali.
- Jij bent al eerder gewelterd in luxe hotels.
- Hij/Zij is vorig jaar welterend door Europa gereisd.
- Wij hebben vaak welterend genoten van goede maaltijden.
- Zij hebben al lang in rijkdom gewelterd.