romantiseren

Conjugations List of Romantiseren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikromantiseerromantiseerdeheb geromantiseerd
jij, je, uromantiseertromantiseerdehebt geromantiseerd
hij, zij, hetromantiseertromantiseerdeheeft geromantiseerd
wijromantiserenromantiseerdenhebben geromantiseerd
jullieromantiserenromantiseerdenhebben geromantiseerd
zij, zeromantiserenromantiseerdenhebben geromantiseerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Romantiseren with some of the pronouns.

  • Ik romantiseer de liefde en maak er een sprookje van.
  • Jij romantiseert de natuur en ziet overal schoonheid.
  • Hij/Zij romantiseert het verleden en idealiseert vroegere tijden.
  • Wij romantiseren reizen en dromen van avonturen in verre landen.
  • Jullie romantiseren de kunst en vinden betekenis in elk penseelstreek.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Romantiseren with some of the pronouns.

  • Ik romantiseerde de liefde en maakte er een sprookje van.
  • Jij romantiseerde de natuur en zag overal schoonheid.
  • Hij/Zij romantiseerde het verleden en idealiseerde vroegere tijden.
  • Wij romantiseerden reizen en droomden van avonturen in verre landen.
  • Jullie romantiseerden de kunst en vonden betekenis in elke penseelstreek.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Romantiseren with some of the pronouns.

  • Ik heb de liefde geromantiseerd en er een sprookje van gemaakt.
  • Jij hebt de natuur geromantiseerd en overal schoonheid gezien.
  • Hij/Zij heeft het verleden geromantiseerd en vroegere tijden geïdealiseerd.
  • Wij hebben reizen geromantiseerd en gedroomd van avonturen in verre landen.
  • Jullie hebben de kunst geromantiseerd en betekenis gevonden in elke penseelstreek.