mijteren

Conjugations List of Mijteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikmijtermijterdeheb gemijterd
jij, je, umijtertmijterdehebt gemijterd
hij, zij, hetmijtertmijterdeheeft gemijterd
wijmijterenmijterdenhebben gemijterd
julliemijterenmijterdenhebben gemijterd
zij, zemijterenmijterdenhebben gemijterd

Presens
Beta

Example presens sentences for Mijteren with some of the pronouns.

  • Ik mijter elk jaar tijdens Sinterklaas.
  • Jij mijdert graag in je vrije tijd.
  • Hij/zij/het mijdert de drukte van de stad.
  • Wij mijteren samen met de kinderen op school.
  • Jullie mijteren altijd met veel plezier.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Mijteren with some of the pronouns.

  • Ik mijterde vroeger altijd met mijn familie.
  • Jij mijterde regelmatig toen je jonger was.
  • Hij/zij/het mijterde tijdens zijn/haar jeugd.
  • Wij mijterden elk jaar op vakantie.
  • Jullie mijterden veel in het verleden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Mijteren with some of the pronouns.

  • Ik heb gemijterd tijdens het Sinterklaasfeest.
  • Jij hebt in het verleden gemijdert voor goede doelen.
  • Hij/zij/het heeft gisteren gemijdert op het podium.
  • Wij hebben vorig jaar samen gemijterd.
  • Jullie hebben al vaak gemijterd tijdens feestjes.