mijnen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | mijn | mijnde | heb gemijnd |
jij, je, u | mijnt | mijnde | hebt gemijnd |
hij, zij, het | mijnt | mijnde | heeft gemijnd |
wij | mijnen | mijnden | hebben gemijnd |
jullie | mijnen | mijnden | hebben gemijnd |
zij, ze | mijnen | mijnden | hebben gemijnd |
Presens
Example presens sentences for Mijnen with some of the pronouns.
- Ik mijn elke dag naar werk.
- Jij mijnt vaak in de bergen.
- Hij mijnt goud in die regio.
- Zij mijnen kolen in de mijnen.
- We mijn jij deze week nog?
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Mijnen with some of the pronouns.
- Vroeger mijnde ik altijd met mijn vader.
- Jij mijnde vroeger in die oude mijnen.
- Hij mijnde jarenlang naar diamanten.
- Zij mijnden toen in kleine schaal.
- We mijnden vroeger voornamelijk zilver.
Perfectum
Example perfectum sentences for Mijnen with some of the pronouns.
- Ik heb vorige maand gemijnd in die rivier.
- Jij bent al eerder gemijnd in die grot.
- Hij heeft veel waardevolle mineralen gemijnd.
- Zij hebben gisteren koper gemijnd.
- We zijn al lang aan het mijnen in die streek.