kapotbijten

Conjugations List of Kapotbijten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbijt kapotbeet kapotheb kapotgebeten
jij, je, ubijt kapotbeet kapothebt kapotgebeten
hij, zij, hetbijt kapotbeet kapotheeft kapotgebeten
wijbijten kapotbeten kapothebben kapotgebeten
julliebijten kapotbeten kapothebben kapotgebeten
zij, zebijten kapotbeten kapothebben kapotgebeten

Presens
Beta

Example presens sentences for Kapotbijten with some of the pronouns.

  • Ik bijt mijn pen kapot.
  • Jij bijt je nagels kapot.
  • Hij bijt zijn lip kapot.
  • Zij bijt de appel kapot.
  • Wij bijten onze pennen kapot.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Kapotbijten with some of the pronouns.

  • Ik beet mijn pen kapot.
  • Jij beet je nagels kapot.
  • Hij beet zijn lip kapot.
  • Zij beet de appel kapot.
  • Wij beten onze pennen kapot.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Kapotbijten with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn pen kapotgebeten.
  • Jij hebt je nagels kapotgebeten.
  • Hij heeft zijn lip kapotgebeten.
  • Zij heeft de appel kapotgebeten.
  • Wij hebben onze pennen kapotgebeten.