communiëren

Conjugations List of Communiëren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikcommunieercommunieerdeheb gecommunieerd
jij, je, ucommunieertcommunieerdehebt gecommunieerd
hij, zij, hetcommunieertcommunieerdeheeft gecommunieerd
wijcommuniërencommunieerdenhebben gecommunieerd
julliecommuniërencommunieerdenhebben gecommunieerd
zij, zecommuniërencommunieerdenhebben gecommunieerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Communiëren with some of the pronouns.

  • Ik communiceer regelmatig met mijn collega's.
  • Jij communiceert goed met de leerlingen.
  • Hij/Zij communiceert duidelijk en effectief.
  • Wij communiceren via e-mail en telefoon.
  • Zij communiceren openlijk over hun ideeën.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Communiëren with some of the pronouns.

  • Vroeger communiceerde ik voornamelijk face-to-face met mijn leerlingen.
  • Toen ik op school zat, communiceerde ik vaak met vrienden via briefjes.
  • Hij/Zij communiceerde altijd helder en begrijpelijk tijdens de lessen.
  • In die tijd communiceerden wij vooral via de vaste telefoonlijn.
  • Als kind communiceerden zij veel met gebarentaal omdat ze doof waren.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Communiëren with some of the pronouns.

  • Ik heb gecommuniceerd met de directeur van de school.
  • Jij bent in de ochtend al met de ouders gecommuniceerd.
  • Hij/Zij heeft schriftelijk gecommuniceerd met de ouders.
  • Wij zijn tijdig met de leerlingen gecommuniceerd.
  • Zij hebben met succes gecommuniceerd tijdens het evenement.