bekabelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bekabel | bekabelde | heb bekabeld |
jij, je, u | bekabelt | bekabelde | hebt bekabeld |
hij, zij, het | bekabelt | bekabelde | heeft bekabeld |
wij | bekabelen | bekabelden | hebben bekabeld |
jullie | bekabelen | bekabelden | hebben bekabeld |
zij, ze | bekabelen | bekabelden | hebben bekabeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Bekabelen with some of the pronouns.
- Ik bekabel de kamer voor internet.
- Jij bekabelt de router voor een stabiele verbinding.
- Hij bekabelt de televisie om alle zenders te ontvangen.
- Wij bekabelen het hele huis met glasvezelkabels.
- Zij bekabelen de kantoren voor snelle dataoverdracht.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bekabelen with some of the pronouns.
- Ik bekabelde de kamer voor internet.
- Jij bekabelde de router voor een stabiele verbinding.
- Hij bekabelde de televisie om alle zenders te ontvangen.
- Wij bekabelden het hele huis met glasvezelkabels.
- Zij bekabelden de kantoren voor snelle dataoverdracht.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bekabelen with some of the pronouns.
- Ik heb de kamer bekabeld voor internet.
- Jij hebt de router bekabeld voor een stabiele verbinding.
- Hij heeft de televisie bekabeld om alle zenders te ontvangen.
- Wij hebben het hele huis bekabeld met glasvezelkabels.
- Zij hebben de kantoren bekabeld voor snelle dataoverdracht.