ontglijden

Conjugations List of Ontglijden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikontglijdontgleedben ontgleden
jij, je, uontglijdtontgleedbent ontgleden
hij, zij, hetontglijdtontgleedis ontgleden
wijontglijdenontgledenzijn ontgleden
jullieontglijdenontgledenzijn ontgleden
zij, zeontglijdenontgledenzijn ontgleden

Presens

Example presens sentences for Ontglijden with some of the pronouns.

  • De tijd ontglipt me steeds weer.
  • Hij ontglipt altijd aan mijn greep.
  • De woorden ontglippen haar voordat ze er erg in heeft.
  • De kans ontglipt ons als we niet snel handelen.
  • De waarheid ontglipt hem telkens als ik hem ernaar vraag.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Ontglijden with some of the pronouns.

  • Vroeger ontglipte me altijd de juiste woorden in stressvolle situaties.
  • Elke keer als ik hem zag, ontglipte me een glimlach.
  • Terwijl ik de vaas vasthield, ontglipte hij uit mijn handen en viel kapot op de grond.
  • Toen ik het antwoord probeerde te formuleren, ontglipte het me steeds weer.
  • Gisteren ontglipte me even de concentratie tijdens de les.

Perfectum

Example perfectum sentences for Ontglijden with some of the pronouns.

  • De sleutel is me ontglipt en nu kan ik mijn huis niet in.
  • Ze zijn de controle over het project ontglipt en nu loopt alles in de soep.
  • Het moment is me ontglipt en nu kan ik het niet meer terughalen.
  • We hebben de gelegenheid laten ontglippen en nu hebben we spijt.
  • De herinnering aan die dag is me ontglipt, maar ik weet dat het speciaal was.