regarderen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | regardeer | regardeerde | heb geregardeerd |
jij, je, u | regardeert | regardeerde | hebt geregardeerd |
hij, zij, het | regardeert | regardeerde | heeft geregardeerd |
wij | regarderen | regardeerden | hebben geregardeerd |
jullie | regarderen | regardeerden | hebben geregardeerd |
zij, ze | regarderen | regardeerden | hebben geregardeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Regarderen with some of the pronouns.
- Ik regardeer de film.
- Jij regardeert naar de leraar.
- Hij/Zij/Het regardeert het schilderij.
- Wij regarderen de voorstelling.
- Jullie regarderen de televisieserie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Regarderen with some of the pronouns.
- Ik regardeerde de film.
- Jij regardeerde naar de leraar.
- Hij/Zij/Het regardeerde het schilderij.
- Wij regardeerden de voorstelling.
- Jullie regardeerden de televisieserie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Regarderen with some of the pronouns.
- Ik heb de film geregarderd.
- Jij hebt naar de leraar geregarderd.
- Hij/Zij/Het heeft het schilderij geregarderd.
- Wij hebben de voorstelling geregarderd.
- Jullie hebben de televisieserie geregarderd.