afharden

Conjugations List of Afharden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikhard afhardde afheb afgehard
jij, je, uhardt afhardde afhebt afgehard
hij, zij, hethardt afhardde afheeft afgehard
wijharden afhardden afhebben afgehard
jullieharden afhardden afhebben afgehard
zij, zeharden afhardden afhebben afgehard

Presens
Beta

Example presens sentences for Afharden with some of the pronouns.

  • Ik hard af tegen de kou.
  • Jij/hij/zij/het hardt af na het sporten.
  • Wij/jullie/zij harden af door regelmatig te trainen.
  • De planten harden af in de buitenlucht.
  • De kinderen harden af door buitenspel te spelen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afharden with some of the pronouns.

  • Ik hardde af tegen de kou.
  • Jij/hij/zij/het hardde af na het sporten.
  • Wij/jullie/zij hardden af door regelmatig te trainen.
  • De planten hardden af in de buitenlucht.
  • De kinderen hardden af door buitenspel te spelen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afharden with some of the pronouns.

  • Ik heb afgehard tegen de kou.
  • Jij/hij/zij/het heeft afgehard na het sporten.
  • Wij/jullie/zij hebben afgehard door regelmatig te trainen.
  • De planten zijn afgehard in de buitenlucht.
  • De kinderen hebben afgehard door buitenspel te spelen.