platleggen

Conjugations List of Platleggen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikleg platlegde platheb platgelegd
jij, je, ulegt platlegde plathebt platgelegd
hij, zij, hetlegt platlegde platheeft platgelegd
wijleggen platlegden plathebben platgelegd
jullieleggen platlegden plathebben platgelegd
zij, zeleggen platlegden plathebben platgelegd

Presens

Example presens sentences for Platleggen with some of the pronouns.

  • Ik leg het boek plat.
  • Jij legt de kaarten plat.
  • Hij legt de gereedschappen plat.
  • Zij leggen de kleding plat.
  • We leggen de tafel plat.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Platleggen with some of the pronouns.

  • Ik legde het boek plat.
  • Jij legde de kaarten plat.
  • Hij legde de gereedschappen plat.
  • Zij legden de kleding plat.
  • We legden de tafel plat.

Perfectum

Example perfectum sentences for Platleggen with some of the pronouns.

  • Ik heb het boek platgelegd.
  • Jij hebt de kaarten platgelegd.
  • Hij heeft de gereedschappen platgelegd.
  • Zij hebben de kleding platgelegd.
  • We hebben de tafel platgelegd.