wegschenken

Conjugations List of Wegschenken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikschenk wegschonk wegheb weggeschonken
jij, je, uschenkt wegschonk weghebt weggeschonken
hij, zij, hetschenkt wegschonk wegheeft weggeschonken
wijschenken wegschonken weghebben weggeschonken
jullieschenken wegschonken weghebben weggeschonken
zij, zeschenken wegschonken weghebben weggeschonken

Presens
Beta

Example presens sentences for Wegschenken with some of the pronouns.

  • Ik schenk een glas wijn weg aan mijn vriend.
  • Hij schenkt zijn oude kleren weg aan de daklozenopvang.
  • Wij schenken geld weg aan goede doelen.
  • Jullie schenken vaak koffie weg tijdens de vergadering.
  • De winkel schenkt gratis samples weg aan klanten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Wegschenken with some of the pronouns.

  • Vroeger schonk ik regelmatig speelgoed weg aan kinderen in nood.
  • Toen ik jong was, schonk ik mijn oude kleding altijd weg aan mijn zus.
  • In die tijd schonken we elke maand een deel van ons salaris weg aan een goed doel.
  • Als vrijwilliger schonk ik veel energie en aandacht weg aan de ouderen.
  • Jaren geleden schonk de gemeente een stuk grond weg voor de bouw van een park.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Wegschenken with some of the pronouns.

  • Ik heb een boek weggeschonken aan mijn buurman.
  • Hij heeft zijn oude fiets weggeschonken aan zijn neefje.
  • Wij hebben al onze oude spullen weggeschonken aan de kringloopwinkel.
  • Jullie hebben veel tijd en moeite weggeschonken aan dit project.
  • De organisatie heeft duizend euro weggeschonken aan het goede doel.