doorslijten

Conjugations List of Doorslijten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikslijt doorsleet doorben doorgesleten
jij, je, uslijt doorsleet doorbent doorgesleten
hij, zij, hetslijt doorsleet dooris doorgesleten
wijslijten doorsleten doorzijn doorgesleten
jullieslijten doorsleten doorzijn doorgesleten
zij, zeslijten doorsleten doorzijn doorgesleten

Presens
Beta

Example presens sentences for Doorslijten with some of the pronouns.

  • Ik slijt mijn schoenen snel door.
  • Jij slijt je spijkerbroek altijd in no-time door.
  • Hij slijt zijn tandenborstel te snel.
  • Zij slijten hun huissleutels regelmatig.
  • We slijten onze tijd voornamelijk aan werk.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Doorslijten with some of the pronouns.

  • Vroeger sleet ik mijn schoenen snel door.
  • Als kind sleet jij je spijkerbroek altijd in no-time door.
  • Hij sleet zijn tandenborstel te snel toen hij jong was.
  • Zij sleten hun huissleutels regelmatig vroeger.
  • We sleten onze tijd voornamelijk aan werk toen we nog studeerden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Doorslijten with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn schoenen snel doorgesleten.
  • Jij hebt je spijkerbroek altijd in no-time doorgesleten.
  • Hij heeft zijn tandenborstel te snel doorgesleten.
  • Zij hebben hun huissleutels regelmatig doorgesleten.
  • We hebben onze tijd voornamelijk aan werk doorgesleten.