opgloeien

Conjugations List of Opgloeien.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikgloei opgloeide opheb opgegloeid
jij, je, ugloeit opgloeide ophebt opgegloeid
hij, zij, hetgloeit opgloeide opheeft opgegloeid
wijgloeien opgloeiden ophebben opgegloeid
julliegloeien opgloeiden ophebben opgegloeid
zij, zegloeien opgloeiden ophebben opgegloeid

Presens
Beta

Example presens sentences for Opgloeien with some of the pronouns.

  • De zon gloeit op aan de horizon.
  • De kaarsen gloeien in het donker.
  • De liefde gloeit in hun harten.
  • De vulkaan glimt en gloeit hevig.
  • Het vuurwerk gloeit en knispert in de lucht.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Opgloeien with some of the pronouns.

  • Als kind gloorde ik op bij het zien van cadeautjes.
  • Vroeger gloeide het kampvuur altijd gezellig tijdens onze kampeertrips.
  • Toen we haar verrasten, gloeide ze op van blijdschap.
  • Tijdens de zomeravonden glommen de vuurvliegjes en gloeiden ze fel.
  • Terwijl hij sprak, gloeide zijn gezicht van emotie.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Opgloeien with some of the pronouns.

  • De sterren hebben opgegloeid aan de nachtelijke hemel.
  • Ik ben opgegloeid van trots toen ik mijn diploma kreeg.
  • Na de regenbui is het gras weer opgegloeid.
  • Ze zijn opgegloeid van enthousiasme bij het vooruitzicht van de vakantie.
  • De lichten hebben opgegloeid toen de voorstelling begon.