zuchten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | zucht | zuchtte | heb gezucht |
jij, je, u | zucht | zuchtte | hebt gezucht |
hij, zij, het | zucht | zuchtte | heeft gezucht |
wij | zuchten | zuchtten | hebben gezucht |
jullie | zuchten | zuchtten | hebben gezucht |
zij, ze | zuchten | zuchtten | hebben gezucht |
PresensBeta
Example presens sentences for Zuchten with some of the pronouns.
- Ik zucht vaak als ik gestrest ben.
- Zij zucht wanneer ze moe is.
- De kinderen zuchten omdat ze hun huiswerk moeten maken.
- Wij zuchten van opluchting na het behalen van onze examens.
- Jullie zuchten altijd als je moet opruimen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Zuchten with some of the pronouns.
- Toen ik het trieste nieuws hoorde, zuchtte ik diep.
- Vroeger zuchtte hij altijd als hij zich verveelde.
- We zuchtten elke keer als de leraar veel huiswerk opgaf.
- Als kind zuchtte ze vaak wanneer ze iets moeilijks moest doen.
- Het hele team zuchtte van frustratie na de nederlaag in de wedstrijd.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Zuchten with some of the pronouns.
- Hij heeft diep gezucht na een lange werkdag.
- Ik ben opgelucht geweest na het horen van goed nieuws en heb even gezucht.
- Hebben jullie al gezucht toen jullie hoorden dat de plannen waren veranderd?
- Na een lange wandeling hebben we allemaal gezucht van vermoeidheid.
- Ze heeft hard gezucht nadat ze haar sleutels was kwijtgeraakt.