verstarren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verstar | verstarde | heb verstard |
jij, je, u | verstart | verstarde | hebt verstard |
hij, zij, het | verstart | verstarde | heeft verstard |
wij | verstarren | verstarden | hebben verstard |
jullie | verstarren | verstarden | hebben verstard |
zij, ze | verstarren | verstarden | hebben verstard |
Presens
Example presens sentences for Verstarren with some of the pronouns.
- Ik verstar als ik een enge film kijk.
- Jij verstijft altijd wanneer je bang bent.
- Hij/zij/het verstijft van schrik.
- Wij verstarren soms tijdens presentaties.
- Jullie verstarren bij het horen van onverwacht nieuws.
- Zij verstarren in de koude wind.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Verstarren with some of the pronouns.
- Ik verstarde altijd als er iets spannends gebeurde.
- Jij verstijfde vaak tijdens enge films.
- Hij/zij/het versteende telkens wanneer hij/zij geschrokken was.
- Wij verlamden regelmatig bij het zien van enge dieren.
- Jullie waren stijf van angst.
- Zij bevroren elke keer als ze iets engs hoorden.
Perfectum
Example perfectum sentences for Verstarren with some of the pronouns.
- Ik ben verstart toen ik de geest zag.
- Jij bent verstijfd geweest tijdens de hele voorstelling.
- Hij/zij/het is versteend nadat hij/zij het nieuws hoorde.
- Wij zijn verlamd geweest door de schrikreactie.
- Jullie zijn stijf gebleven tijdens het hele gesprek.
- Zij zijn bevroren sinds gisteren.