terechtbrengen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | breng terecht | bracht terecht | heb terechtgebracht |
jij, je, u | brengt terecht | bracht terecht | hebt terechtgebracht |
hij, zij, het | brengt terecht | bracht terecht | heeft terechtgebracht |
wij | brengen terecht | brachten terecht | hebben terechtgebracht |
jullie | brengen terecht | brachten terecht | hebben terechtgebracht |
zij, ze | brengen terecht | brachten terecht | hebben terechtgebracht |
PresensBeta
Example presens sentences for Terechtbrengen with some of the pronouns.
- Ik breng de boodschappen terecht.
- Jij brengt het nieuws terecht.
- Hij/Zij/Het brengt zijn/haar excuses terecht.
- Wij brengen de discussie terecht.
- Jullie brengen de cadeaus terecht.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Terechtbrengen with some of the pronouns.
- Ik bracht de gerechten terecht.
- Jij bracht de fouten terecht.
- Hij/Zij/Het bracht de argumenten terecht.
- Wij brachten de discussiepunten terecht.
- Jullie brachten de suggesties terecht.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Terechtbrengen with some of the pronouns.
- Ik heb de klacht terechtgebracht.
- Jij hebt het probleem terechtgebracht.
- Hij/Zij/Het heeft de zaak terechtgebracht.
- Wij hebben de kwestie terechtgebracht.
- Jullie hebben de vraag terechtgebracht.