insnoeren

Conjugations List of Insnoeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksnoer insnoerde inheb ingesnoerd
jij, je, usnoert insnoerde inhebt ingesnoerd
hij, zij, hetsnoert insnoerde inheeft ingesnoerd
wijsnoeren insnoerden inhebben ingesnoerd
julliesnoeren insnoerden inhebben ingesnoerd
zij, zesnoeren insnoerden inhebben ingesnoerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Insnoeren with some of the pronouns.

  • Ik snoer de riem in.
  • Jij snoert de riem in.
  • Hij/zij snoert de riem in.
  • Wij snoeren de riem in.
  • Zij snoeren de riem in.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Insnoeren with some of the pronouns.

  • Ik snoerde de riem in.
  • Jij snoerde de riem in.
  • Hij/zij snoerde de riem in.
  • Wij snoerden de riem in.
  • Zij snoerden de riem in.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Insnoeren with some of the pronouns.

  • Ik heb de riem ingesnoerd.
  • Jij hebt de riem ingesnoerd.
  • Hij/zij heeft de riem ingesnoerd.
  • Wij hebben de riem ingesnoerd.
  • Zij hebben de riem ingesnoerd.