tegenwerken

Conjugations List of Tegenwerken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwerk tegenwerkte tegenheb tegengewerkt
jij, je, uwerkt tegenwerkte tegenhebt tegengewerkt
hij, zij, hetwerkt tegenwerkte tegenheeft tegengewerkt
wijwerken tegenwerkten tegenhebben tegengewerkt
julliewerken tegenwerkten tegenhebben tegengewerkt
zij, zewerken tegenwerkten tegenhebben tegengewerkt

Presens
Beta

Example presens sentences for Tegenwerken with some of the pronouns.

  • Ik tegenwerk zijn voorstel.
  • Jij tegenwerkt altijd mijn plannen.
  • Hij/zij tegenwerkt de ontwikkeling van het project.
  • Wij tegenwerken de concurrentiekracht van het bedrijf.
  • Zij tegenwerken de voorgestelde hervormingen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Tegenwerken with some of the pronouns.

  • Ik werkte zijn voorstel tegen.
  • Jij werkte altijd mijn plannen tegen.
  • Hij/zij werkte de ontwikkeling van het project tegen.
  • Wij werkten de concurrentiekracht van het bedrijf tegen.
  • Zij werkten de voorgestelde hervormingen tegen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Tegenwerken with some of the pronouns.

  • Ik heb zijn voorstel tegengewerkt.
  • Jij hebt altijd mijn plannen tegengewerkt.
  • Hij/zij heeft de ontwikkeling van het project tegengewerkt.
  • Wij hebben de concurrentiekracht van het bedrijf tegengewerkt.
  • Zij hebben de voorgestelde hervormingen tegengewerkt.