afhuren

Conjugations List of Afhuren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikhuur afhuurde afheb afgehuurd
jij, je, uhuurt afhuurde afhebt afgehuurd
hij, zij, hethuurt afhuurde afheeft afgehuurd
wijhuren afhuurden afhebben afgehuurd
julliehuren afhuurden afhebben afgehuurd
zij, zehuren afhuurden afhebben afgehuurd

Presens
Beta

Example presens sentences for Afhuren with some of the pronouns.

  • Ik huur een huis af voor het feest vanavond.
  • Jij huurt de zaal af voor de bijeenkomst.
  • Hij huurt een auto af voor zijn vakantie.
  • Zij huren de boot af voor een dagje varen.
  • Wij huren een restaurant af voor ons jubileum.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afhuren with some of the pronouns.

  • Ik huurde een huis af voor het feest vorige week.
  • Jij huurde de zaal af voor de bijeenkomst vorige maand.
  • Hij huurde een auto af voor zijn vakantie afgelopen zomer.
  • Zij huurden de boot af voor een dagje varen vorig jaar.
  • Wij huurden een restaurant af voor ons jubileum enkele jaren geleden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afhuren with some of the pronouns.

  • Ik heb het huis afgehuurd voor het feest gisteravond.
  • Jij hebt de zaal afgehuurd voor de bijeenkomst vorige week.
  • Hij heeft een auto afgehuurd voor zijn vakantie vorige maand.
  • Zij hebben de boot afgehuurd voor een dagje varen afgelopen zomer.
  • Wij hebben een restaurant afgehuurd voor ons jubileum vorig jaar.