impulseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | impulseer | impulseerde | heb geïmpulseerd |
jij, je, u | impulseert | impulseerde | hebt geïmpulseerd |
hij, zij, het | impulseert | impulseerde | heeft geïmpulseerd |
wij | impulseren | impulseerden | hebben geïmpulseerd |
jullie | impulseren | impulseerden | hebben geïmpulseerd |
zij, ze | impulseren | impulseerden | hebben geïmpulseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Impulseren with some of the pronouns.
- Ik impulseer de studenten om hun best te doen.
- Jij impulseert het team tot betere prestaties.
- Hij/zij impulseert de groep met zijn/haar enthousiasme.
- Wij impulseren de ontwikkeling van nieuwe ideeën.
- Jullie impulseren de groei van het bedrijf.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Impulseren with some of the pronouns.
- Ik impulserde de studenten om hun best te doen.
- Jij impulserde het team tot betere prestaties.
- Hij/zij impulserde de groep met zijn/haar enthousiasme.
- Wij impulserde de ontwikkeling van nieuwe ideeën.
- Jullie impulserde de groei van het bedrijf.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Impulseren with some of the pronouns.
- Ik heb de studenten aangemoedigd om hun best te doen.
- Jij hebt het team gestimuleerd tot betere prestaties.
- Hij/zij heeft de groep geïmpulseerd met zijn/haar enthousiasme.
- Wij hebben de ontwikkeling van nieuwe ideeën aangezwengeld.
- Jullie hebben de groei van het bedrijf bevorderd.