afdringen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | dring af | drong af | heb afgedrongen |
jij, je, u | dringt af | drong af | hebt afgedrongen |
hij, zij, het | dringt af | drong af | heeft afgedrongen |
wij | dringen af | drongen af | hebben afgedrongen |
jullie | dringen af | drongen af | hebben afgedrongen |
zij, ze | dringen af | drongen af | hebben afgedrongen |
PresensBeta
Example presens sentences for Afdringen with some of the pronouns.
- Ik dring aan op een betere oplossing.
- Jij dringt je mening altijd op.
- Hij dringt door tot de kern van het probleem.
- Wij dringen aan op verandering.
- Zij dringen erop aan om actie te ondernemen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afdringen with some of the pronouns.
- Ik drong aan op een betere oplossing.
- Jij drong je mening altijd op.
- Hij drong door tot de kern van het probleem.
- Wij drongen aan op verandering.
- Zij drongen erop aan om actie te ondernemen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afdringen with some of the pronouns.
- Ik heb aangedrongen op een betere oplossing.
- Jij hebt je mening altijd opgedrongen.
- Hij is doorgedrongen tot de kern van het probleem.
- Wij hebben aangedrongen op verandering.
- Zij hebben erop aangedrongen om actie te ondernemen.