meereizen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | reis mee | reisde mee | heb meegereisd |
jij, je, u | reist mee | reisde mee | hebt meegereisd |
hij, zij, het | reist mee | reisde mee | heeft meegereisd |
wij | reizen mee | reisden mee | hebben meegereisd |
jullie | reizen mee | reisden mee | hebben meegereisd |
zij, ze | reizen mee | reisden mee | hebben meegereisd |
PresensBeta
Example presens sentences for Meereizen with some of the pronouns.
- Ik reis regelmatig mee met mijn vrienden naar verschillende steden.
- Jij reist altijd met de trein mee naar je werk.
- Hij/Zij reist graag met de fiets mee naar school.
- Wij reizen vaak samen met onze familie mee tijdens de vakanties.
- Jullie reizen soms mee met ons naar feestjes.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Meereizen with some of the pronouns.
- Vroeger reisde ik altijd met mijn broer mee naar school.
- Toen ik jong was, reisde ik vaak met mijn ouders mee op vakantie.
- Hij/Zij reisde gisteren met de bus mee naar het centrum van de stad.
- Wij reisden vroeger met de trein mee naar oma en opa.
- Jullie reisden regelmatig met de boot mee naar de eilanden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Meereizen with some of the pronouns.
- Ik ben vorige week met mijn collega's meegereisd naar een conferentie.
- Jij hebt al eerder met dit team meegereisd voor wedstrijden.
- Hij/Zij is recentelijk met zijn/haar ouders meegereisd naar het buitenland.
- Wij zijn afgelopen zomer met de camper meegereisd door Europa.
- Jullie zijn onlangs met een groep vrienden meegereisd naar een concert.