instinken

Conjugations List of Instinken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstink instonk inben ingestonken
jij, je, ustinkt instonk inbent ingestonken
hij, zij, hetstinkt instonk inis ingestonken
wijstinken instonken inzijn ingestonken
julliestinken instonken inzijn ingestonken
zij, zestinken instonken inzijn ingestonken

Presens
Beta

Example presens sentences for Instinken with some of the pronouns.

  • Ik stink in de gymzaal.
  • Jij stinkt als je zweet.
  • Hij/zij/het stinkt naar rotte eieren.
  • Wij stinken na het sporten.
  • Jullie stinken van de vieze geur.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Instinken with some of the pronouns.

  • Vroeger stonk ik vaak in de klas.
  • Toen we klein waren, stonken we altijd na het buitenspelen.
  • Hij/zij/het stonk naar rook toen we hem/haar zagen.
  • Tijdens die vakantie stonken jullie elke dag van het zwemmen.
  • In die periode stonken ze regelmatig vanwege hun slechte hygiëne.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Instinken with some of the pronouns.

  • Ik heb ingestonken op zijn verkooppraatje.
  • Jij bent erin gestonken en hebt het product gekocht.
  • Hij/zij/het is er niet ingestonken en heeft geweigerd.
  • Wij zijn er allemaal ingetrapt en hebben geld verloren.
  • Jullie zijn er meerdere keren ingestonken en hebben ervan geleerd.