voorbijschieten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | schiet voorbij | schoot voorbij | ben voorbijgeschoten |
jij, je, u | schiet voorbij | schoot voorbij | bent voorbijgeschoten |
hij, zij, het | schiet voorbij | schoot voorbij | is voorbijgeschoten |
wij | schieten voorbij | schoten voorbij | zijn voorbijgeschoten |
jullie | schieten voorbij | schoten voorbij | zijn voorbijgeschoten |
zij, ze | schieten voorbij | schoten voorbij | zijn voorbijgeschoten |
PresensBeta
Example presens sentences for Voorbijschieten with some of the pronouns.
- Ik schiet vaak voorbij tijdens het joggen.
- Jij schiet regelmatig voorbij zonder te stoppen.
- Hij schiet altijd voorbij op zijn skateboard.
- Zij schieten graag voorbij op hun fietsen.
- We schieten soms voorbij als we haast hebben.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Voorbijschieten with some of the pronouns.
- Ik schoot voorbij voordat ik remde.
- Jij schoot altijd voorbij zonder te kijken.
- Hij schoot voorbij en gaf geen teken van stoppen.
- Zij schoten voorbij terwijl ze lachten.
- We schoten vaak voorbij tijdens onze wandelingen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Voorbijschieten with some of the pronouns.
- Ik ben voorbijgeschoten op mijn fiets.
- Jij bent voorbijgeschoten zonder mij op te merken.
- Hij is voorbijgeschoten tijdens de race.
- Zij zijn voorbijgeschoten terwijl ze aan het praten waren.
- We zijn voorbijgeschoten zonder het te beseffen.