doorregenen

Conjugations List of Doorregenen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikregen doorregende doorheb doorgeregend
jij, je, uregent doorregende doorhebt doorgeregend
hij, zij, hetregent doorregende doorheeft doorgeregend
wijregenen doorregenden doorhebben doorgeregend
jullieregenen doorregenden doorhebben doorgeregend
zij, zeregenen doorregenden doorhebben doorgeregend

Presens
Beta

Example presens sentences for Doorregenen with some of the pronouns.

  • Het regent door en maakt de straten nat.
  • Ik regen door en geniet van de verkoeling.
  • Jij regent door zonder een paraplu mee te nemen.
  • De regen doorregent de bloemen in de tuin.
  • Wij doorregenen de nacht en blijven dansen in de regen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Doorregenen with some of the pronouns.

  • Het regende door en maakte iedereen chagrijnig.
  • Ik regende door en droomde van de zon.
  • Jij regende door terwijl je naar school ging.
  • De regen doorregende de hele dag door.
  • Wij doorregenden de zomer met veel regenbuien.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Doorregenen with some of the pronouns.

  • Het heeft doorgeregend en nu is alles drassig.
  • Ik heb doorgeregend terwijl ik naar huis liep.
  • Jij bent doorgeregend tijdens je fietstocht.
  • De regen heeft het hele weekend doorgerend.
  • Wij hebben doorgegend en zijn nu helemaal nat.