afrossen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ros af | roste af | heb afgerost |
jij, je, u | rost af | roste af | hebt afgerost |
hij, zij, het | rost af | roste af | heeft afgerost |
wij | rossen af | rosten af | hebben afgerost |
jullie | rossen af | rosten af | hebben afgerost |
zij, ze | rossen af | rosten af | hebben afgerost |
PresensBeta
Example presens sentences for Afrossen with some of the pronouns.
- Ik ross af.
- Jij rost af.
- Hij/Zij/Het rost af.
- Wij rossen af.
- Jullie rossen af.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afrossen with some of the pronouns.
- Ik rosste af.
- Jij rosste af.
- Hij/Zij/Het rosste af.
- Wij rossten af.
- Jullie rossten af.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afrossen with some of the pronouns.
- Ik heb afgerost.
- Jij hebt afgerost.
- Hij/Zij/Het heeft afgerost.
- Wij hebben afgerost.
- Jullie hebben afgerost.