blokken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | blok | blokte | heb geblokt |
jij, je, u | blokt | blokte | hebt geblokt |
hij, zij, het | blokt | blokte | heeft geblokt |
wij | blokken | blokten | hebben geblokt |
jullie | blokken | blokten | hebben geblokt |
zij, ze | blokken | blokten | hebben geblokt |
PresensBeta
Example presens sentences for Blokken with some of the pronouns.
- Ik blok elke dag voor mijn examen.
- Jij blokt veel om je cijfers te verbeteren.
- Hij/Zij/Het blokt hard voor zijn/haar proefwerk.
- Wij blokken samen voor het tentamen.
- Jullie blokken altijd op het laatste moment.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Blokken with some of the pronouns.
- Ik blokte vroeger elke avond voor mijn huiswerk.
- Jij blokte vaak tot laat in de nacht voor de toets.
- Hij/Zij/Het blokte intensief voor de wedstrijd.
- Wij blokten regelmatig samen voor de quiz.
- Jullie blokten altijd met muziek aan voor de presentatie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Blokken with some of the pronouns.
- Ik heb geblokt voor mijn toets gisteren.
- Jij bent aan het blokken geweest voor je presentatie.
- Hij/Zij/Het heeft veel geblokt voor het examen.
- Wij hebben samen geblokt voor de taaltoets.
- Jullie zijn al weken aan het blokken geweest voor de eindtoets.