bestoelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bestoel | bestoelde | ben bestoeld |
jij, je, u | bestoelt | bestoelde | bent bestoeld |
hij, zij, het | bestoelt | bestoelde | is bestoeld |
wij | bestoelen | bestoelden | zijn bestoeld |
jullie | bestoelen | bestoelden | zijn bestoeld |
zij, ze | bestoelen | bestoelden | zijn bestoeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Bestoelen with some of the pronouns.
- Ik bestoel
- Jij bestoelt
- Hij/Zij het bestoelt
- Wij jullie/zij bestoelen
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bestoelen with some of the pronouns.
- Ik bestoelde
- Jij bestoelde
- Hij/Zij bestoelde
- Wij bestoelden
- Jullie bestoelden
- Zij bestoelden
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bestoelen with some of the pronouns.
- Ik heb bestoeld
- Jij hebt bestoeld
- Hij/Zij heeft bestoeld
- Wij hebben bestoeld
- Jullie hebben bestoeld
- Zij hebben bestoeld