lullen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | lul | lulde | heb geluld |
jij, je, u | lult | lulde | hebt geluld |
hij, zij, het | lult | lulde | heeft geluld |
wij | lullen | lulden | hebben geluld |
jullie | lullen | lulden | hebben geluld |
zij, ze | lullen | lulden | hebben geluld |
PresensBeta
Example presens sentences for Lullen with some of the pronouns.
- Ik lul over politiek met mijn vrienden.
- Jij lult altijd over je werk.
- Hij/Zij lult graag over zijn/haar reizen.
- Wij lullen over films tijdens de lunchpauze.
- Jullie lullen vaak over sportwedstrijden.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Lullen with some of the pronouns.
- Vroeger lulde ik veel met mijn buurman.
- Toen ik jonger was, lulde ik altijd over mijn dromen.
- Hij/Zij lulde vroeger altijd over zijn favoriete boeken.
- Wij lulden urenlang tijdens onze studiebijeenkomsten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Lullen with some of the pronouns.
- Ik heb geluld over het feest van gisteravond.
- Jij hebt al genoeg geluld over dat onderwerp.
- Hij/Zij heeft nooit eerder zo veel geluld.
- Wij hebben gezellig met elkaar geluld bij het kampvuur.
- Jullie hebben te lang geluld en nu missen we de trein.