vertappen

Conjugations List of Vertappen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvertapvertapteheb vertapt
jij, je, uvertaptvertaptehebt vertapt
hij, zij, hetvertaptvertapteheeft vertapt
wijvertappenvertaptenhebben vertapt
jullievertappenvertaptenhebben vertapt
zij, zevertappenvertaptenhebben vertapt

Presens
Beta

Example presens sentences for Vertappen with some of the pronouns.

  • Ik vertap me regelmatig tijdens het koken.
  • Jij vertapt je altijd als je haast hebt.
  • Hij vertapt zich vaak in discussies.
  • Zij vertappen zich nooit bij het oplossen van puzzels.
  • We vertappen ons soms in de keuze van een cadeau.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Vertappen with some of the pronouns.

  • Vroeger vertapte ik me vaak bij het typen.
  • Toen ik jong was, vertapte jij je regelmatig met namen onthouden.
  • Hij vertapte zich elke keer als hij nerveus was.
  • Zij vertapten zich herhaaldelijk tijdens de repetitie.
  • We vertapten ons regelmatig in de uitspraak van moeilijke woorden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Vertappen with some of the pronouns.

  • Ik heb me weleens vertapt tijdens het sporten.
  • Jij hebt je al eerder vertapt bij dit spel.
  • Hij heeft zich gisteren vertapt en is gevallen.
  • Zij hebben zich vorige week vertapt tijdens het wandelen.
  • We zijn ons een paar keer vertapt tijdens de reis.