wolven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | wolf | wolfde | heb gewolfd |
jij, je, u | wolft | wolfde | hebt gewolfd |
hij, zij, het | wolft | wolfde | heeft gewolfd |
wij | wolven | wolfden | hebben gewolfd |
jullie | wolven | wolfden | hebben gewolfd |
zij, ze | wolven | wolfden | hebben gewolfd |
PresensBeta
Example presens sentences for Wolven with some of the pronouns.
- De wolven jagen in het bos.
- Ik zie regelmatig wolven in de dierentuin.
- Mijn buurman hoort 's nachts de wolven huilen.
- Wolven leven in roedels.
- De kinderen leren over wolven in de klas.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Wolven with some of the pronouns.
- Vroeger waren er meer wolven in Nederland dan nu.
- Toen ik jong was, zag ik vaak wolven in de bossen rondom mijn huis.
- Ze speelden altijd met wolvenhonden toen ze klein waren.
- We zochten naar sporen van wolven in het bos, maar vonden niets.
- Terwijl we wandelden, hoorden we ineens het gehuil van wolven.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Wolven with some of the pronouns.
- Ik heb wolven gezien tijdens mijn vakantie in Frankrijk.
- Hij heeft veel onderzoek gedaan naar het gedrag van wolven.
- We zijn naar een tentoonstelling geweest waar ze opgezette wolven hadden.
- Hebben jullie ooit wolven gespot in het wild?
- De natuurbeschermingsorganisatie heeft wolven geherintroduceerd in dit gebied.