doorweken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | doorweek | doorweekte | heb doorweekt |
jij, je, u | doorweekt | doorweekte | hebt doorweekt |
hij, zij, het | doorweekt | doorweekte | heeft doorweekt |
wij | doorweken | doorweekten | hebben doorweekt |
jullie | doorweken | doorweekten | hebben doorweekt |
zij, ze | doorweken | doorweekten | hebben doorweekt |
PresensBeta
Example presens sentences for Doorweken with some of the pronouns.
- Ik doorweek de was voor het beste resultaat.
- Jij doorweekt de houten planken in water.
- Hij doorweekt zijn brood in de soep.
- Wij doorweken de kleren in een emmer met zeep.
- Zij doorweken het papier om het makkelijker te scheuren.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Doorweken with some of the pronouns.
- Ik doorweekte regelmatig mijn planten tijdens de zomer.
- Jij doorweekte jouw brood altijd in melk.
- Hij doorweekte zijn pen in inkt voordat hij begon te schrijven.
- Wij doorweekten de pasta in bouillon voor een rijkere smaak.
- Zij doorweekten hun penselen in water voordat ze gingen schilderen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Doorweken with some of the pronouns.
- Ik heb de kleren doorweekt voordat ik ze in de machine stopte.
- Jij hebt de spons doorweekt met water.
- Hij heeft zijn broek doorweekt toen hij in een plas stapte.
- Wij hebben de handdoeken doorweekt in een warm bad.
- Zij hebben het vlees doorweekt in marinade voor het grillen.