blinddoeken

Conjugations List of Blinddoeken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikblinddoekblinddoekteheb geblinddoekt
jij, je, ublinddoektblinddoektehebt geblinddoekt
hij, zij, hetblinddoektblinddoekteheeft geblinddoekt
wijblinddoekenblinddoektenhebben geblinddoekt
jullieblinddoekenblinddoektenhebben geblinddoekt
zij, zeblinddoekenblinddoektenhebben geblinddoekt

Presens
Beta

Example presens sentences for Blinddoeken with some of the pronouns.

  • Ik blinddoek de kinderen tijdens het spel.
  • Jij blinddoekt jezelf en probeert te raden waar je bent.
  • Hij/zij blinddoekt de deelnemers voor het experiment.
  • Wij blinddoeken elkaar om beurten en proberen te ontsnappen.
  • Jullie blinddoeken de hond zodat hij niet kan zien waar jullie naartoe gaan.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Blinddoeken with some of the pronouns.

  • Ik blinddoekte de kinderen tijdens het spel.
  • Jij blinddoekte jezelf en probeerde te raden waar je was.
  • Hij/zij blinddoekte de deelnemers voor het experiment.
  • Wij blinddoekten elkaar om beurten en probeerden te ontsnappen.
  • Jullie blinddoekten de hond zodat hij niet kon zien waar jullie naartoe gingen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Blinddoeken with some of the pronouns.

  • Ik heb de kinderen blinddoeken voordat het spel begon.
  • Jij hebt jezelf blinddoeken en geprobeerd te raden waar je was.
  • Hij/zij heeft de deelnemers blinddoeken voor het experiment.
  • Wij hebben elkaar om beurten blinddoeken en geprobeerd te ontsnappen.
  • Jullie hebben de hond blinddoeken zodat hij niet kon zien waar jullie naartoe gingen.