deblokkeren

Conjugations List of Deblokkeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdeblokkeerdeblokkeerdeheb gedeblokkeerd
jij, je, udeblokkeertdeblokkeerdehebt gedeblokkeerd
hij, zij, hetdeblokkeertdeblokkeerdeheeft gedeblokkeerd
wijdeblokkerendeblokkeerdenhebben gedeblokkeerd
julliedeblokkerendeblokkeerdenhebben gedeblokkeerd
zij, zedeblokkerendeblokkeerdenhebben gedeblokkeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Deblokkeren with some of the pronouns.

  • Ik deblokkeer de website.
  • Jij deblokkeert je telefoon.
  • Hij/zij blokkeert zijn/haar bankrekening.
  • Wij deblokkeren de toegangspoort.
  • Jullie deblokkeren de geblokkeerde accounts.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Deblokkeren with some of the pronouns.

  • Ik deblokkeerde de website.
  • Jij deblokkeerde je telefoon.
  • Hij/zij deblokkeerde zijn/haar bankrekening.
  • Wij deblokkeerden de toegangspoort.
  • Jullie deblokkeerden de geblokkeerde accounts.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Deblokkeren with some of the pronouns.

  • Ik heb de website gedeblokkeerd.
  • Jij hebt je telefoon gedeblokkeerd.
  • Hij/zij heeft zijn/haar bankrekening gedeblokkeerd.
  • Wij hebben de toegangspoort gedeblokkeerd.
  • Jullie hebben de geblokkeerde accounts gedeblokkeerd.