toewaaien

Conjugations List of Toewaaien.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwaai toewaaide toe;woei toeheb toegewaaid
jij, je, uwaait toewaaide toe;woei toehebt toegewaaid
hij, zij, hetwaait toewaaide toe;woei toeheeft toegewaaid
wijwaaien toewaaiden toe;woeien toehebben toegewaaid
julliewaaien toewaaiden toe;woeien toehebben toegewaaid
zij, zewaaien toewaaiden toe;woeien toehebben toegewaaid

Presens
Beta

Example presens sentences for Toewaaien with some of the pronouns.

  • De bladeren waaien toe in de herfst.
  • Als het hard genoeg waait, waaien de kleren van de waslijn.
  • Ik waai regelmatig langs het strand.
  • De wind waait door de bomen en brengt verkoeling.
  • Wanneer het stormt, waaien de dakpannen van het huis.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Toewaaien with some of the pronouns.

  • Vroeger waaide de wind vaak over het open veld.
  • Toen ik jong was, waaide mijn hoed altijd af in de wind.
  • Elke keer als er onweer was, waaide het hard bij ons thuis.
  • Gedurende de hele winter waaide de koude wind door de straten.
  • In die periode waaiden er regelmatig takken van de bomen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Toewaaien with some of the pronouns.

  • De bladeren zijn in de herfst toe gewaaid.
  • De kleren zijn van de waslijn toe gewaaid tijdens de storm.
  • Ik ben gisteren langs het strand toe gewaaid.
  • De wind is door de bomen heen gewaaid en heeft voor verkoeling gezorgd.
  • Tijdens de zware storm van vorige week zijn de dakpannen van het huis toe gewaaid.