doorbloeien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bloei door | bloeide door | heb doorgebloeid |
jij, je, u | bloeit door | bloeide door | hebt doorgebloeid |
hij, zij, het | bloeit door | bloeide door | heeft doorgebloeid |
wij | bloeien door | bloeiden door | hebben doorgebloeid |
jullie | bloeien door | bloeiden door | hebben doorgebloeid |
zij, ze | bloeien door | bloeiden door | hebben doorgebloeid |
PresensBeta
Example presens sentences for Doorbloeien with some of the pronouns.
- De bloemen bloeien door in de lente.
- Ik bloei door ondanks de tegenslagen.
- Jullie bloeien door met jullie goede werk.
- De planten bloeien door in de zomerzon.
- Hij bloeit door ondanks zijn vermoeidheid.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Doorbloeien with some of the pronouns.
- De bloemen bloeiden door gedurende de hele zomer.
- Ik bloeide door ondanks de moeilijkheden.
- Jullie bloeiden door tijdens het project.
- De planten bloeiden door ondanks de droogte.
- Hij bloeide door ondanks de koude winter.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Doorbloeien with some of the pronouns.
- De bloemen hebben doorgebloeid na de regenbuien.
- Ik ben doorgebloeid tijdens mijn reis.
- Jullie zijn doorgebloeid in jullie studie.
- De planten hebben doorgebloeid in de warme maanden.
- Hij is doorgebloeid ondanks zijn blessure.