vooruitkijken

Conjugations List of Vooruitkijken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkijk vooruitkeek vooruitheb vooruitgekeken
jij, je, ukijkt vooruitkeek vooruithebt vooruitgekeken
hij, zij, hetkijkt vooruitkeek vooruitheeft vooruitgekeken
wijkijken vooruitkeken vooruithebben vooruitgekeken
julliekijken vooruitkeken vooruithebben vooruitgekeken
zij, zekijken vooruitkeken vooruithebben vooruitgekeken

Presens

Example presens sentences for Vooruitkijken with some of the pronouns.

  • Ik kijk vooruit naar de vakantie.
  • Jij kijkt vooruit naar het weekend.
  • Hij kijkt vooruit naar de nieuwe film.
  • Zij kijken vooruit naar het feestje.
  • Wij kijken vooruit naar de toekomst.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Vooruitkijken with some of the pronouns.

  • Vroeger keek ik vooruit naar mijn verjaardag.
  • Toen keek jij vooruit naar de zomervakantie.
  • Vroeger keek hij vooruit naar zijn carrière.
  • Toen keken zij vooruit naar hun bruiloft.
  • Vroeger keken wij vooruit naar onze reis.

Perfectum

Example perfectum sentences for Vooruitkijken with some of the pronouns.

  • Ik heb vooruitgekeken en ben enthousiast.
  • Jij hebt vooruitgekeken en bent verrast.
  • Hij heeft vooruitgekeken en is optimistisch.
  • Zij hebben vooruitgekeken en zijn tevreden.
  • Wij hebben vooruitgekeken en zijn hoopvol.