voltigeren

Conjugations List of Voltigeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvoltigeervoltigeerdeheb gevoltigeerd
jij, je, uvoltigeertvoltigeerdehebt gevoltigeerd
hij, zij, hetvoltigeertvoltigeerdeheeft gevoltigeerd
wijvoltigerenvoltigeerdenhebben gevoltigeerd
jullievoltigerenvoltigeerdenhebben gevoltigeerd
zij, zevoltigerenvoltigeerdenhebben gevoltigeerd

Presens

Example presens sentences for Voltigeren with some of the pronouns.

  • Ik voltigeer graag in mijn vrije tijd.
  • Jij voltigeert op een elegante manier.
  • Hij/zij/het voltigeert met veel plezier tijdens de show.
  • Wij voltigeren regelmatig op de manege.
  • Jullie voltigeren samen als een goed team.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Voltigeren with some of the pronouns.

  • Vroeger voltigeerde ik altijd met mijn beste vriendin.
  • Toen ik jong was, voltigeerde ik elke week op de manege.
  • Hij/zij/het voltigeerde vroeger op een ander paard.
  • Wij voltigeerden vaak samen tijdens de vakanties.
  • Jullie voltigeerden iedere zaterdagochtend op het strand.

Perfectum

Example perfectum sentences for Voltigeren with some of the pronouns.

  • Ik heb voltigeerd op het nationale kampioenschap.
  • Jij hebt al eerder voltigeerd op dit paard.
  • Hij/zij/het heeft voltigeerd in verschillende landen.
  • Wij hebben vaak voltigeerd in de zomermaanden.
  • Jullie hebben net voltigeerd in de circustent.