overvliegen

Conjugations List of Overvliegen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvlieg overvloog overheb overgevlogen
jij, je, uvliegt overvloog overhebt overgevlogen
hij, zij, hetvliegt overvloog overheeft overgevlogen
wijvliegen overvlogen overhebben overgevlogen
jullievliegen overvlogen overhebben overgevlogen
zij, zevliegen overvlogen overhebben overgevlogen

Presens
Beta

Example presens sentences for Overvliegen with some of the pronouns.

  • Vogels vliegen over.
  • Ik vlieg over naar Spanje.
  • De helikopter vliegt over de stad.
  • Elke dag vliegen er vliegtuigen over ons huis.
  • De zwaluwen vliegen over de velden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Overvliegen with some of the pronouns.

  • Gisteren vloog ik over het meer.
  • Toen ik jong was, vlogen we vaak over de bergen.
  • Het vliegtuig vloog laag over de stad.
  • Tijdens de vakantie vlogen we regelmatig over de oceaan.
  • Vorig jaar vlogen de trekvogels over ons land.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Overvliegen with some of the pronouns.

  • Ik ben overgevlogen naar Amerika.
  • Wij zijn overgevlogen naar Frankrijk.
  • Hij is overgevlogen naar Engeland.
  • De vogels zijn overgevlogen naar warmere streken.
  • De piloot is succesvol overgevlogen in slecht weer.