harden

Conjugations List of Harden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikhardharddeheb gehard
jij, je, uhardtharddehebt gehard
hij, zij, hethardtharddeheeft gehard
wijhardenharddenhebben gehard
julliehardenharddenhebben gehard
zij, zehardenharddenhebben gehard

Presens

Example presens sentences for Harden with some of the pronouns.

  • Ik hard, jij hardt, hij/zij/het hardt.
  • Wij harden, jullie harden, zij harden.
  • De zon hardt de klei.
  • Hij hardt zijn lichaam door regelmatig te trainen.
  • De wind hardt het staal in de fabriek.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Harden with some of the pronouns.

  • Ik hardde, jij hardde, hij/zij/het hardde.
  • Wij hardden, jullie hardden, zij hardden.
  • Toen ik jong was, hardde ik vaak mijn handen door te tuinieren.
  • De storm hardde de rotsen aan de kust.
  • Tijdens de training hardden de spelers hun fysieke en mentale kracht.

Perfectum

Example perfectum sentences for Harden with some of the pronouns.

  • Ik heb gehard, jij hebt gehard, hij/zij/het heeft gehard.
  • Wij hebben gehard, jullie hebben gehard, zij hebben gehard.
  • Hij is zijn lichaam gaan harden door dagelijkse oefeningen.
  • De atleet heeft zich goed gehard voor de wedstrijd.
  • Na een lange week werken hebben we onze geesten gehard met ontspanning.