nastromen

Conjugations List of Nastromen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstroom nastroomde naheb nagestroomd
jij, je, ustroomt nastroomde nahebt nagestroomd
hij, zij, hetstroomt nastroomde naheeft nagestroomd
wijstromen nastroomden nahebben nagestroomd
julliestromen nastroomden nahebben nagestroomd
zij, zestromen nastroomden nahebben nagestroomd

Presens
Beta

Example presens sentences for Nastromen with some of the pronouns.

  • Ik stroom na naar de volgende klas.
  • Jij stroomt na naar een hoger niveau.
  • Hij/zij/het stroomt na om bij te blijven.
  • Wij stromen na in de nieuwe lesmethode.
  • Jullie stromen na met enthousiasme.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Nastromen with some of the pronouns.

  • Ik stroomde na naar de vervolgcursus.
  • Jij stroomde na om je kennis uit te breiden.
  • Hij/zij/het stroomde na na overleg met de docent.
  • Wij stroomden na om meer uitdaging te krijgen.
  • Jullie stroomden na ondanks de moeilijkheden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Nastromen with some of the pronouns.

  • Ik ben nagestroomd naar de bovenbouw.
  • Jij bent nagestroomd naar het tweetalig onderwijs.
  • Hij/zij/het is nagestroomd naar een andere school.
  • Wij zijn nagestroomd naar een hoger leerjaar.
  • Jullie zijn nagestroomd naar een speciaal programma.